De hoofdregel die geldt wanneer uw verhuurder het pand gaat verkopen is het zogeheten ‘koop breekt geen huur’. Dit houdt in dat het verkopen van een pand niet betekent dat een huurovereenkomst eindigt. De koper van het pand neemt de rechten en plichten van uw verhuurder over. Dit is vast gelegd in de wet in artikel 7:226 BW en is dwingend recht, dat betekent dat hier niet van afgeweken kan worden.
Gaan alle soorten rechten en plichten mee over?
Vervolgens speelt de vraag of alle tussen de oorspronkelijke verhuurder en huurder gemaakte afspraken overgaan. In het derde lid van artikel 7:226 BW is geregeld dat de nieuwe eigenaar/verhuurder slechts gebonden is aan die bedingen van de huurovereenkomst die direct in verband staan met het gebruik van de zaak tegen een door de huurder te bepalen tegenprestatie. Dit betreffen de zogenaamde “kernbedingen.”
Een kernbeding bij een huurovereenkomst is bijvoorbeeld de verplichting van de huurder om huur te betalen en de verplichting van de verhuurder aan de huurder het gehuurde ter beschikking te stellen. Er kunnen echter ook andere afspraken tussen de oorspronkelijke huurder en verhuurder gelden. Zo kan bijvoorbeeld de afspraak gelden dat de huurder een recht van eerste koop heeft. Het hangt af van de alle omstandigheden van het geval of sprake is van een kernbeding.
Is geen sprake van een kernbeding, dan gaat de verplichting niet vanzelf over op de verhuurder.
Wanneer uw huurwoning van eigenaar wisselt gaan in beginsel de rechten en plichten van uw verhuurder dus over op verkrijger.
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen neem dan gerust telefonisch contact met ons op, wij zijn bereikbaar op 010-4130090.