Een cadeau krijgen is altijd leuk. Een kennis, vriend of partner heeft iets spectaculairs uitgezocht en besluit dit aan u te geven. Maar wat als uw vriendschap of relatie op de klippen loopt en het cadeau wordt teruggevraagd? Moet u het dan maar teruggeven? U hebt immers geen betalingsbewijs of andere manier om aan te tonen dat u de eigenaar van dit goed bent.
Een eigenaar van een goed is in beginsel altijd bezitter van dat goed, een uitzondering hierop is wanneer een goed wordt gestolen. In de wet wordt bezit omschreven als ‘het houden van een goed voor zichzelf’, er wordt ook onderscheid gemaakt tussen bezit en houderschap. Een houder is namelijk degene die voor iemand anders een goed houdt en een bezitter dus voor zichzelf.
Stel dat meneer A zijn fiets leent aan meneer B, dan is meneer A bezitter terwijl meneer B houder is. Vervolgens vindt meneer B de fiets zo mooi dat hij deze niet meer wil teruggeven. Hij steelt de fiets en houdt deze voor zichzelf, hij is nu bezitter maar niet eigenaar.
Eigendom is volgens de wet het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. De eigendom kan worden verloren wanneer de eigenaar het bezit prijsgeeft met het oogmerk om zich van de eigendom te ontdoen. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het geven van een cadeau. De bezitter draagt zo zijn bezit over aan de verkrijger.
Meneer A ziet in de winkel een mooie gouden ketting en besluit deze te kopen, hij is nu eigenaar. Op de verjaardag van mevrouw C besluit hij om haar deze ketting cadeau te doen, nu is zij op haar beurt eigenaar geworden. Enige tijd later ontstaat er onenigheid tussen meneer A en mevrouw C, ze besluiten om de vriendschap te beëindigen. Meneer A stelt dat hij de ketting gekocht heeft en daarom eigenaar is. Omdat hij zijn bezit heeft overgedragen is mevrouw C de rechtmatige eigenaar van de ketting.
Maar wat nu als de voormalig eigenaar, met de bon in handen, stelt dat hij nog steeds eigenaar is? Ook daar heeft de wet in voorzien. Degene die een goed houdt, dat wil zeggen de feitelijke macht uitoefent over een goed, wordt vermoed dit voor zichzelf te doen. Een houder wordt dus vermoed ook bezitter te zijn. Dit betekent dat u een sterke positie heeft tegenover de voormalig eigenaar.
Meneer A laat aan mevrouw C de bon zien en stelt dat hij alsnog eigenaar van de ketting is. Mevrouw C is houder van de ketting, een houder wordt vermoed dit voor zichzelf te doen. Omdat bezit ‘het houden van een goed voor zichzelf’ is wordt mevrouw C dus vermoed om bezitter en dus ook eigenaar te zijn. De bewijslast ligt bij meneer A, die het omgekeerde stelt. Echter, mevrouw C staat als houder, bezitter en eigenaar sterk in haar recht.
Heeft u vragen naar aanleiding van het lezen van dit artikel? U kunt ons bereiken op het volgende telefoonnummer: 010-4130090