Om te bepalen wie de schade door het ongeval moet betalen, moet er eerst bepaald worden wie er aansprakelijk is voor het ongeval. De aansprakelijkheid is in de wet geregeld. De precieze aansprakelijkheid hangt af van het soort ongeval. Ik zal de verschillende soorten ongevallen doornemen.
Twee gemotoriseerde verkeersdeelnemers
Wanneer er een ongeval plaatsvindt tussen twee gemotoriseerde verkeersdeelnemers zijn deze in principe gelijkwaardig. Dit houdt in dat zij beide opdraaien voor de veroorzaakte schade. Een partij kan wel aansprakelijk gesteld worden als wanneer diegene een fout gemaakt heeft. De politie bepaald uiteindelijk wie aansprakelijk is voor het ongeval. Als er een conflict ontstaat tussen beide partijen zullen zij bepalen aan de hand van de wet, getuigenverklaringen en andere middelen wie de fout heeft gemaakt. Zodra de aansprakelijkheid erkend is, kan er een aansprakelijkheidstraject gestart worden.
Twee niet gemotoriseerde verkeersdeelnemers
Twee niet gemotoriseerde verkeersdeelnemers zijn gelijk aan elkaar. Zij draaien in principe op voor hun eigen schade. Dit geldt voor materiele schade en immateriële schade. Deze regel geldt niet als een van de partijen een fout heeft gemaakt. Dan is die partij aansprakelijk voor de schade.
Een gemotoriseerde verkeersdeelnemer en een niet gemotoriseerde verkeersdeelnemer
De wet biedt extra bescherming aan niet gemotoriseerde verkeersdeelnemers, zoals voetgangers en fietsers. Deze ‘zwakke’ verkeersdeelnemers zijn vaak niet aansprakelijk bij een verkeersongeval. De gemotoriseerde verkeersdeelnemer is dus vrijwel altijd aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit het ongeval. De fietser of voetganger krijgt altijd 50% van de schade vergoed, ook al is er sprake van een eigen fout. De overige 50% wordt verdeeld, afhankelijk van de fouten van beide partijen.
Een rechter kan een uitzondering toepassen op deze regel, als een partij het ongeval opzettelijk veroorzaakt. Dit moet het gemotoriseerde voertuig wel kunnen aantonen. Ook kan er sprake zijn van onmacht. Dit komt voor wanneer het gemotoriseerde voertuig foutloos heeft gereden en het niet-gemotoriseerde voertuig zo’n grote fout heeft gemaakt, dat de automobilist hiermee geen rekening hoefde te houden.